Wiskundemeisjes
Komende donderdag gaat het Biografisch Woordenboek van Nederlandse Wiskundigen (BWNW) online. Dit woordenboek bestaat uit korte levensschetsen van Nederlandse wiskundigen ten dienste van docenten die hun college willen verluchtigen of verrijken, studenten en scholieren die op zoek zijn naar materiaal voor een werkstuk, en wetenschapsjournalisten. Dus als je alles wilt weten over L.E.J. Brouwer, Christiaan Huygens, of Thomas Stieltjes (en wie wil dat nou niet?), kijk dan vanaf donderdag op www.bwnw.nl. Hier zie je Alex van den Brandhof aan het werk voor de site.
De opening van de website vindt 21 september plaats op het CWI en er is een afwisselend middagprogramma georganiseerd.
Programma:
15.00-15.05 Alex van den Brandhof (Vossiusgymnasium Amsterdam): Over het Biografisch Woordenboek van Nederlandse Wiskundigen. In het kader van het NWO-project 'Leraar in Onderzoek', bedoeld voor wiskundedocenten in het middelbaar onderwijs, voerde Alex van den Brandhof, leraar wiskunde aan het Vossiusgymnasium te Amsterdam, de eerste fase van de totstandkoming van het woordenboek uit.
15.05-15.35 Teun Koetsier (VU Amsterdam): L.E.J. Brouwer en Arthur Schopenhauer, een vergelijking. Brouwers mystieke kant wordt door velen als wonderlijk beschouwd. In deze bijdrage aan de biografie van L.E.J. Brouwer wordt betoogd dat er grote overeenkomsten bestaan tussen het denken van Brouwer zoals dat onder meer naar voren komt in zijn boek 'Leven kunst en mystiek', en dat van Arthur Schopenhauer.
15.35-15.40 Jan Karel Lenstra (directeur van het CWI): Opening van de BWNW website. De opening vindt plaats in aanwezigheid van Hendrik Lenstra Jr., die bij het BWNW project een belangrijke stimulerende rol heeft gespeeld.
15.40 Borrel
Om jullie nog meer te motiveren om naar deze middag te gaan, hebben we een leuke vakantiefoto van Alex van den Brandhof bemachtigd (de wiskundemeisjes staan voor niets)!
(Ionica)
Nog steeds wordt op verschillende plaatsen geschreven over de wereldvreemde Perelman en zijn bewijs van het Poincaré-vermoeden. In de column Ballenverstand van Robbert Fokkink bijvoorbeeld. Die column wordt afgesloten met een variant van de bekende stelling van Gödel.
En zo stuit de wiskunde op de onvolledigheidsstelling van Fröbel: er bestaan ware beweringen waarvan de bewijzen te lang zijn om door mensenhanden te worden opgetekend.
Dit plaatje van Kamagurka verscheen kort nadat Perelman de Fieldsmedaille had geweigerd, maar ik zag hem pas gisteren voor het eerst.
(Ionica)
Deze week was ik op de workshop Geometric Patterns in Islamic Art, die gehouden werd op het Lorentz Center in Leiden. Vandaag doen we een workshop over driehoekjes die we in mei in Iran gedraaid hebben nog eens over. Deze workshop is ontwikkeld door Aldine Aaten, Michiel Kwetters, Jasper Lukkezen en mij. Hieronder staat niet de hele workshop, maar de essentie wordt hopelijk wel duidelijk. De basisideeën komen van www.mathpages.com.
We gaan een regelmatige veertienhoek betegelen met driehoekjes. (Betegelen betekent: opvullen met tegels zodat ze niet overlappen en er ook geen gaten zijn.) De makkelijkste manier om een veertienhoek te betegelen is natuurlijk de volgende.
Maar op die manier gebeurt er weinig interessants. We gaan daarom deze veertien punten verder opvullen met tegeltjes. De tegeltjes die we gaan gebruiken hebben de volgende vorm.
Hierbij is hoek α gelijk aan 360/14 graden, precies de tophoek van de 14 taartpunten hierboven.
Het leuke aan deze drie tegeltjes, is dat ze samen precies grotere versies van zichzelf kunnen opvullen, en wel zo dat alle drie de tegels evenveel vergroot worden!
Nu kunnen we de vergroting van de gele driehoek gebruiken om een nog grotere versie van deze driehoek te maken: we vullen gewoon alle drie de soorten tegeltjes in de grote gele driehoek nog eens op.
Als je dit doet voor alle veertien taartpunten, krijg je bijvoorbeeld het volgende resultaat:
In Iran maakten we uit elke punt een hele veertienhoek door er twee spiegels omheen te zetten, zoals je hier kunt zien.
Natuurlijk kun je op deze manier steeds opnieuw je punt vergroten. Zo krijg je een vlakvulling die niet-periodiek is. (Een betegeling heet periodiek als er verschuivingen zijn waarna hij er hetzelfde uit blijft zien.) Omdat de betegeling die we hier gemaakt hebben in het midden een rotatiecentrum heeft en verder nergens, weten we zeker dat zo'n verschuiving niet kan bestaan.
(Jeanine)
In de VARA-gids vertelt acteur Thom Hoffman deze week waarom hij regisseur Paul Verhoeven zo goed vindt:
"De peinzende houding, hand aan de mond, hoofd gebogen. Spijkerhemd (...) losjes uit de spijkerbroek. Het is Verhoeven zoals ik hem graag zie, en die zo misschien het meest in zijn element is: als een schaker die de consequenties van zijn volgende zetten tracht te visualiseren. Er is ook nog iets zichtbaar van het kleine jochie dat zijn wiskundeproblemen oplost terwijl zijn vader, hoofd-onderwijzer Wim Verhoeven over zijn schouder meekijkt. Slechts één opvatting is de juiste. Die oplossing moet gevonden worden met methodisch
denkwerk."
Paul Verhoeven blijkt een Leidse alumnus te zijn, die in de jaren zestig een dubbel doctoraal wiskunde en natuurkunde haalde. Toch fijn dat daar iets van is blijven hangen!
(Ionica)
Veel leuker en uitdagender dan de nationale rekentoets is het wiskundetoernooi in Nijmegen. Scholieren nemen het vrijdag 22 september weer tegen elkaar op, eerst individueel en daarna in teams. Dit was een van de opgaves uit het individuele deel van 2004:
Ik weet het! Jullie ook?
(Ionica)
Doe mee aan de voorronde van de nationale rekentoets! Op hun site staat:
We kunnen niet meer rekenen, geen staartdeling maken noch kruiselings vermenigvuldigen. Zegt iedereen. Maar is dat zo? Aankomende onderwijzers moeten deze maand een rekentoets afleggen, want voor het eerst moeten ze bewijzen dat ze kunnen rekenen, willen ze de Pabo-opleiding kunnen volgen.
Wij doen mee en we dagen u uit hetzelfde te doen. Samen met de HBO-raad houdt de Volkskrant op 2 oktober de Nationale Rekentoets. Inzet van de strijd is het Gouden Telraam, ontworpen door Martijn Wildekamp. Vul de toets (gemaakt door het Cito) in. Uit de goede inzendingen selecteren we een twintigtal rekenaars, die het op 2 oktober moeten opnemen tegen de rekenaars onder de bekende Nederlanders. De strijd om het Gouden Telraam staat onder leiding van Ronald Plasterk.
Wij weten natuurlijk dat wiskunde veel meer is dan rekenen, maar het zou toch leuk zijn als een van onze lezers op 2 oktober dat Gouden Telraam wint!
(Ionica)
Belofte maakt schuld en daarom nu een stuk over Fine-Wilf woorden. Woorden zijn eigenlijk het onderzoeksonderwerp van mijn kamergenoot Sierk Rosema, dus moeilijke vragen zal ik aan hem doorsturen. Omdat dit een echt wiskundige stukje is, begin ik met een paar definities.
Een woord w is een rijtje letters (uit een of ander alfabet, dat kan bijvoorbeeld het gewone alfabet zijn of het binaire 'alfabet' {0,1}). We schrijven zo'n woord als w = w1w2...wn, waarbij wi de i-de letter van het woord is en n de lengte van het woord.
Een woord heeft periode p als wi+p = wi voor elke i die tussen 1 en n-p ligt. Het zevenletterige woord
abbabba
heeft bijvoorbeeld periode 3. Dit woord heeft ook periode 6, want er geldt w1 = w7 en voor de volgende letters valt er niets te controleren.
Fine-Wilf woorden
Stel nu dat je een woord zoekt dat bepaalde periodes wél en andere juist níet heeft. Hoe lang kan zo'n woord dan maximaal zijn? Fine en Wilf (daar zijn ze!) keken in 1965 naar woorden met twee periodes p1 en p2, die de grootste gemeenschappelijke deler van p1 en p2 NIET als periode hebben. We noteren deze grootste gemene deler voortaan als ggd(p1,p2). Fine en Wilf bewezen dat zo'n woord maximaal lengte p1 + p2 - ggd(p1,p2) - 1 kan hebben. Het is niet zo moeilijk om dit maximale woord te vinden.
Een eenvoudig voorbeeld
Neem als periodes 2 en 3. Volgens de stelling van Fine en Wilf kan een woord met deze periodes 2 en 3 en zonder periode 1 (dat is ggd(2,3)) maximaal 3 letters lang zijn. Periode 1 betekent dat een woord uit allemaal dezelfde letters bestaat, dat mag dus niet voor onze oplossing. We gaan het langst mogelijk woord stap voor stap opbouwen. We beginnen met de eerste letter, laten we die a noemen:
a.
We weten dat het woord periode 2 en 3 moet hebben, dus op plaats 3 en 4 komen nu ook a's te staan, de tweede plaats is nog vrij te kiezen, die noemen we even x:
axaa.
Op de tweede plek kunnen we ook een a zetten, maar dat betekent dat het hele woord uit a's zal bestaan (omdat daarna elke tweede plek vanaf zowel de 1ste als 2de letter een moet zijn). We mogen daar dus geen a zetten. Maar als we er een andere letter zetten, b bijvoorbeeld, dan krijgen we:
abaa.
Maar dit woord heeft niet periode 2, want op de 2de en 4de plaats staan verschillende letters. Kortom: we kunnen geen niet-constant woord van vier of meer letters maken dat periodes 2 en 3 heeft. We noemen het drieletterige woord
aba
ook wel het Fine-Wilf woord voor periodes 2 en 3.
Nog een voorbeeld
Iets minder flauw is het voorbeeld voor periodes 6 en 8. Volgens de stelling van Fine-Wilf kan dit woord maximaal 8 + 6 -2 -1 = 11 letters hebben. We beginnen weer met een letter a en krijgen dan:
a23456a8a.
Deze keer noteer ik de nog onbekende letters met cijfers in plaats van x-en, zodat jullie niet op je scherm hoeven te tellen of het klopt. Er staat nu op plaats 9 een a, dus moet er op plek 3 ook een a komen, omdat het woord periode 6 heeft:
a2a456a8a.
Maar als er op plek 3 een a staat, dan moet er op plek 11 ook een a staan, want het woord heeft periode 8:
a2a456a8a0a.
En jahoor, ook op plek 5 moet een a komen:
a2a4a6a8a0a.
Als we nu op plaats 2 een willekeurige letter zetten, dan komt volgens dezelfde stappen als hierboven die letter ook op plaatsen 8, 10, 4, 12 en 6. Dat betekent dat het woord constant wordt als we een a kiezen en periode 2 krijgt als we een b kiezen:
abababababab.
Maar 2 is de grootste gemene deler van 6 en 8 en we zochten juist een woord dat die niet als periode had! Dit betekent dat we een letter teveel gebruikt hebben. Als we het woord tot 11 letters beperken en op de tweede plaats een b zetten, dan krijgen we volgens bovenstaande stappen
ababaxababa.
De zesde plaats is nu nog vrij te kiezen, omdat we niet dezelfde letter meer hoeven te kiezen als op de 12de plaats. Daar zetten we vrolijk een c en we hebben het Fine-Wilf woord voor periodes 6 en 8 gevonden:
ababacababa.
Deze resultaten zijn trouwens ook gegeneraliseerd voor meer dan twee periodes. De liefhebber kan ook eens nadenken over een generalisatie in meer dimensies, dat is pas echt spannend.
(Ionica)
Jawel! In het GIMPS project is - waarschijnlijk - een nieuw Mersenne priemgetal gevonden. Op dit moment worden alle berekeningen nog een gecheckt, dus er is nog niet bekend welk priemgetal dit is. Als het goed is weten we over een week meer... Wij hoorden deze hete roddel via Alex van den Brandhof die er gelijk een stuk over schreef voor Kennislink: 44ste Mersenne priemgetal.
(Ionica)
Voor wie geïnteresseerd is in wiskunde, Indiase poëzie of muziek (en wie is dat niet!) hebben we een aanrader: volgende week donderdag, 14 september, kun je naar een avond met lezingen over wiskundige patronen in Indiase poëzie en muziek. Behalve praten zullen de sprekers ook spelen: Manjul Bhargava (we schreven hier en hier al eerder over hem) en Derk Pik zullen hun lezingen illustreren met tabla- respectievelijk pianospel.
Meer informatie is te vinden op de website.
De avond begint om 19.45 in de Lorentzzaal (zaal A 144) van het Kamerlingh Onnes Gebouw, Steenschuur 25 te Leiden. Toegang is gratis, reserveren noodzakelijk: mail naar secretariaat@kunsten.leidenuniv.nl.
(Jeanine)
Statistieken in de krant vertrouw ik nooit helemaal: "There are three types of lies - lies, damn lies, and statistics." Maar dat ook iets eenvoudigs als een gemiddelde af kan hangen van je standpunt was nieuw voor mij. Allen Schwenk van de Western Michigan University schreef een artikel over dit verschijnsel in het septembernummer van College Mathematics Journal en ik las erover op Math Trek.
Een voorbeeld laat duidelijk zien wat er gebeurt. Stel dat het Maascollege precies 200 leerlingen heeft en dat elke leerling dezelfde vijf vakken volgt (om het onszelf makkelijk te maken). Nederlands en Engels worden in een grote collegezaal aan alle 200 leerlingen tegelijk gegeven. Wiskunde, Geschiedenis en Economie worden in groepjes van 20 leerlingen gegeven. Wat is nu de gemiddelde grootte van een klas op deze school? Eerst nog even een grapje over gemiddeld voor we deze vraag beantwoorden...
Het schoolhoofd (die vroeger leraar wiskunde was) berekent dit gemiddelde netjes: er zijn in totaal 32 klassen (30 van 20 leerlingen en 2 van 200) en die moeten verdeeld worden over 1000 leerlingen (want elke leerling volgt vijf vakken). Dat betekent dat er gemiddeld 31.25 leerlingen in een klas zitten.
Een leerling berekent ook eens met hoeveel mensen hij gemiddeld in een klas zit. Hij heeft 3 vakken met 20 leerlingen en 2 vakken met 200 leerlingen. Het gemiddeld aantal leerlingen per klas is voor hem 460/5 = 92.
Dat is vreemd, voor een leerling is de gemiddelde grootte van een klas bijna drie keer zo groot als voor het schoolhoofd. En toch zijn allebei de gemiddeldes netjes berekend, zij het op een andere manier.
(Ionica)